Beknopte muziektheorie.

©J.Geus Nov 2015.


Inleiding.

Ik speel al jaren lang min of meer op een muziekinstrument, maar naast het spelen, waar ik niet zo heel goed in ben, vind ik het ook leuk iets van de onderliggende theorie bij muziek te weten.
Hier bij deel ik, wat ik van muziektheorie weet, via het Internet met de wereld. Mogelijk heeft een ander er ooit nog iets aan....

Geluid

Geluid wordt geproduceerd door lucht in trilling te brengen. Ook muziek is geluid, maar dan in een (hopenlijk) mooie harmonische vorm gegoten. De lucht kan op verschillende manieren in trilling worden gebracht. Bij een zangstem wordt de lucht in de menselijke keel door de stembanden i.c.m. uitgeademde lucht geproduceerd.
Muziekinstrumenten produceren tonen door het laten trillen van een snaar (Gitaar, Viool, Piano) of lucht in een buis te laten trillen (Fluit, Trompet, Orgel).

De trillende lucht komt terecht in onze oren, waardoor ons trommelvlies de trilling overneemt en wij het geluid waarnemen.
Trilt de lucht langzaam dan horen wij een lage toon. Als de lucht snel trilt horen wij een hoge toon.
De snelheid waarmee de lucht trilt drukken wij uit in een trillingsgetal: de natuurkundige eenheid voor frequentie: Hz (Hertz), dat staat voor trilling per seconde. Als de lucht 100 keer per seconde heen en weer trilt heet dit een frequentie van 100 Hz.
Een stemvork geeft de toon "A" met een frequentie van 440 Hz. Het bereik van het menselijk oor loopt ongeveer van 20Hz tot 1200Hz.

Toonladders.

De tonen waar mee muziek opgebouwd wordt kunnen in toonladders gerangschikt worden. Bij de menselijke zangstem gebruikt men de toonladder met : Do, Re, Mi, Fa, So, La, Si, Do.
Op muziekinstrumenten worden ook tonen gemaakt, maar deze worden dan "Noten" genoemd. De muzieknoten krijgen de naam van de eerste zeven letters van het Alphabet. Een toonladder met noten zoals bij Do, Re, Mi. enz. heet een Diatonische toonladder.
Een Diatonische toonladder is bijvoorbeeld:
Toonladder van C Majeur
C-D-EF-G-A -BC

Merk op dat de toonladder eindigt met dezelfde toon als waar het mee begint. Deze toon heet de "grondtoon", de toon waar de hele toonladder op is gebaseerd.
Merk ook op dat tussen de E en F en tussen B en C geen streepje staat. Hier mee wordt aangegeven dat tussen deze twee noten geen andere noot meer bestaat. Tussen de overige noten staat wel een streepje, dat aangeeft dat hier nog een halve noot tussen gezet kan worden.

De diatonische toonladders kunnen, naast de grondtoon waar ze op zijn gebaseerd, verder worden opgedeeld in Majeur en Mineur toonladders. Het verschil zit hem er in waar de grote en de kleine (B-C en E-F) noot overgangen in de toonladder geplaatst zijn. Als geheugensteun, om te weten waar de grote en kleine intervallen in de toonladder zitten, kan je uitgaan van grondtoon "C" als "basis" voor een Majeur toonladder, en grondtoon "A" als "basis" voor een Mineur toonladder.
Majeur en Mineur toonladder template.
C Majeur C-D-EF-G-A -BC
A Mineur A-BC-D-EF- G-A

Bij ALLE Majeur toonladders zit de kleine overgang tussen de derde en vierde noot en de zevende en achtste noot.
Bij ALLE Mineur toonladders zit de kleine overgang tussen de tweede en derde noot en de vijfde en zesde noot.

Muziek die gemaakt is met een Majeur toonladder klinkt vaak vrolijk en opgewekt, terwijl muziek met noten uit een mineur toonladder vaak treurig klinkt.

Toonladders waar bij ook de tussenliggende halve noten opgenomen worden heten Chromatische toonladders. Halve noten hebben dezelfde naam als de onder of bovenliggende hele noot, maar dan met de toevoeging van is voor een verhoogde en es voor een verlaagde noot.
Voorbeeld: D, Dis, E, F, Fis, G, Gis, A, Bes, B, C, Cis, D.

Toonsoorten.

Elk muziekstuk is geschreven in een bepaalde toonsoort. De toonsoort van een muziekstuk wordt aangegeven door de "Grondtoon" van de gebruikte toonladder en de keuze voor een Majeur of Mineur toonladder.
Als een muziekstuk in een bepaalde toonsoort is geschreven betekent dit dat de componist bij het componeren gebruik maakt van de noten die in de gekozen toonladder voorkomen. Dit is een belangrijk gegeven. Bedenk dat een stuk muziek dus nooit opgebouwd is uit zomaar wat bij elkaar geraapte noten, maar dat het bestaat uit bij elkaar horende noten. Je kunt het vergelijken met een schilderspalet met acht kleuren waar mee de schilder een schilderij maakt. In klassieke muziek hoor je in de naam van het stuk vaak de toonsoort terug : "Fuga in D groot", "Cantate in Bes".

Als je bij een Majeur toonladder een andere grondtoon als "C" gebruikt moet je de noten, die je dan ter beschikking hebt, bepalen door de noten over de Majeurtoonladder template/sjabloon (Toonsoort "C") te leggen. Als je dat doet zie je dat je dan niet meer alleen maar hele noten (witte toetsen op een piano) kunt gebruiken, maar ook halve noten (zwarte toetsen) gaat introduceren. Dit gaat ook op voor de Mineur toonladders.
Als voorbeeld nemen we de toonladder van "D" majeur en "G" majeur, en zetten het onder de "C" majeur toonladder: -
Majeur toonladders van C, G en D.
C Majeur C-D-EF-G-A -BC
G Majeur G-A-BC-D-E -FisG
D Majeur D-E-FisG-A -B -CisD

Intermezzo:

Er zijn eenvoudige muziekinstrumenten zoals een simpele mondharmonica, een xilofoon en een "tin"whistle waar op geen halve tonen maar alleen de noten van een bepaalde (diatonische)toonladder gespeeld kunnen worden. Bij deze instrumenten ben je als muziekant gebonden aan het spelen in één bepaalde toonsoort en kan niet overschakelen naar een andere toonsoort. Dit zijn z.g.n. Diatonische instrumenten. Deze instrumenten worden verkocht in verschillende uitvoeringen voor de verschillende toonsoorten waarvoor ze gemaakt zijn. Er is dus een C-mondharmonica, en bijv. een G-mondharmonica.

Er is een vaste relatie tussen de toonsoort en het aantal verhoogde of verlaagde noten die er in voorkomen.
Ook zijn de namen van de verhoogde of verlaagde noten in relatie met het aantal halve noten in een toonsoort altijd dezelfde.
Dus als er in een toonsoort bijvoorbeeld twee verhogingen voorkomen, dan zijn dit altijd de Fis en de Cis, en nooit zomaar twee andere noten.

Toonsoorten tabel.
Majeur toonsoort CesGesDesAs EsBesF CGDAEBFis Cis
Mineur toonsoort AsEsBesF CGD AEBFisCisGis DisAis
Verlagingen Verhogingen
Aantal halve noten 76543210123 4567
Toegevoegde halve noot FesCesGesDes AsEsBes geen FisCisGisDisAisEisBis

Hier vindt je een overzicht van alle majeurtoonladders uitgeschreven.

Transponeren.

Er zijn gevallen waarbij het nodig is om een muziekstuk hoger of lager te laten klinken. Enkele voorbeelden hiervan zijn o.a.: Het omzetten van een muziekstuk om het hoger of lager te laten klinken heet Transponeren. Bij dit transponeren moet elk individueel nootje uit het muziekstuk met dezelfde hoeveelheid noten (interval) worden verhoogd of verlaagd. Bedenk hier bij dat je dan ook de toonsoort van het stuk veranderd en dat dus het aantal halve noten wijzigt !
Het resultaat is een melodie die hetzelfde klinkt maar dan hoger of lager.
Er zijn tegenwoordig computerprogramma's om muziek te componeren die het hele transponeer proces met één simpele muisklik kunnen doen.

Door dat een toonsoort als het ware een soort "pallet" van noten is waar mee een stuk muziek gecomponeerd is, zijn er muziek puristen die vinden dat bij transponeren ook het karakter, timbre of klankkleur van een stuk muziek veranderd. Dit gaat voornamelijk op in klassieke muziek waar bij gebruik wordt gemaakt van oude (klassieke!) instrumenten als Viool, Cello en Contrabas die in Reine stemming gestemd en bespeeld kunnen worden. Modernere muziekinstrumenten zoals Accordeon, Piano, Orgel, Saxofoon en Klarinet zijn in zogenaamde "gelijkzwevende stemming" gestemd. Hier bij is er (bijna) geen verschil in klankkleur bij transponeren.

Uit de Toonsoorten tabel leren we dat:

Intermezzo:

Transponerende instrumenten

Er zijn muziekinstrumenten die van zich zelf de muziek die je er op speelt transponeren. Als je muziek voor dit soort instrumenten schrijft moet je er als componist rekening mee houden dat een noot op zo'n instrument anders "klinkt" als dat het in het "notenbeeld" genoteerd wordt.
Een eenvoudig voorbeeld om te illustreren hoe een transponerend instrument werkt is een gitaar waarbij een "Capodastre" gebruikt wordt. Dit is een beugel die je om de hals van de gitaar kan klemmen. Voor ieder vakje dat je de "Capo" verschuift verander je alle noten die je op de gitaar speelt met een halve noot (kleine secunde). Bij het spelen van, bijv, de greep voor het G-accoord op een gitaar met een Capodastre op het tweede vakje hoor je geen G-accoord, maar een A-accoord.

Enkele instrumenten die van zich zelf altijd transponeren zijn o.a. Trompet, Klarinet en Saxofoon. Bij dit soort instrumenten is het notenschrift eigenlijk een "grepen" schrift, waarmee ik bedoel dat je in muziekschrift voor zo'n instrument met de noten aangeeft welke "greep" er gespeeld moet worden, en niet welke toon er moet klinken. De componist houdt rekening met welke noot klinkt bij een bepaalde noot in het notenschrift voor het specifieke muziekinstrument. Dit lijkt vreemd, maar is het niet als je bedenkt dat dit vooral veel voorkomt in de z.g.n "HaBraFa" (Harmonie Brassband Fanfare) muziek. Een klarinetist gebruikt op een ander soort klarinet, of zelfs op een ander instrument als saxofoon, de ZELFDE grepen voor de noten in het muziekstuk, en kan derhalve "makkelijk" van rol in het orkest veranderen.

Enkele transponerende instrumenten:
InstrumentGreep "C" klinkt als:Transponeert Aanpassing toonsoort
TrompetBesGrote Secunde omlaag Plus 2 kruizen
Es-KlarinetEsKleine Terts omhoog Plus 3 kruizen
Bes-KlarinetBesGrote Secunde omlaag Plus 2 kruizen
A-KlarinetAKleine Terts omlaag Min 3 kruizen
Alt-KlarinetEsGrote Sext omlaag Plus 3 kruizen
Bas-KlarinetBesNoon (Octaaf+Grote secunde) omlaag Plus 2 kruizen
Engelse hoornFReine Kwint omlaag Plus 1 kruis
Alt-SaxofoonEsGrote Sext omlaag Plus 3 kruizen
Tenor-SaxofoonBesNoon (Octaaf+Grote secunde) omlaag Plus 2 kruizen

Stemmen van het muziekinstrument

Om het muziekinstrument goed te laten klinken moet het goed gestemd zijn. Goed gestemd betekent dat als je op een instrument een bepaalde toon speelt je ook werkelijk deze toon hoort.
Bij snaarinstrumenten zoals viool of gitaar kan je het instrument stemmen door met draai-knopjes de snaren strakker of losser te maken. Blaasinstrumenten kan je alleen in het geheel hoger of lager laten klinken door het deel met het mondstuk iets uit te trekken of juist iets naar binnen te drukken. Een piano stemmen is een verhaal apart en wordt alleen door proffesioneele pianostemmers gedaan. Het doel van het stemmen valt in tweeën uiteen:
  1. Stemmen van het instrument zelf.
    Dit gaat alleen op voor instrumenten met meerdere snaren. De kank van de snaren onderling moet juist klinken. Bijvoorbeeeld : de zes snaren van een gitaar horen (van laag naar hoog) als volgt te klinken : E, A, D, G, B, E
    Voor blaasinstrumenten, die alleen spelen, hoeft dit niet.
  2. Stemmen van meerdere instrumenten onderling.
    Als je met je instrument deel uit maakt van een orkest met meerdere instrumenten is het belangrijk dat jouw instrument dezelfde tonen voortbrengt als alle andere instrumenten.
    Meestal wordt er gestemt op de noot A. Eén muziekant speelt op zijn instrument de noot A, en de andere spelen ook een A en zorgen er voor dat deze toon gelijk als het voorgespeelde klingt.

Stemmen met transponerende instrumenten

Als je, bij het onderling stemmen, op een transponerend muziekinstrument zoals saxofoon of klarinet de toon A moet produceren moet je rekening met de mate van transponeren van je instrument houden.
Op bijvoorbeeld een Bes klarinet klingt een "noot" altijd een grote secunde lager dan de "greep" die je er voor speelt. Als je dus een A wilt laten klinken moet je de greep voor een (A + grote secunde =) B spelen.
Een alt-klarinet transponeerd een grote sext lager, dus moet een alt-klarinettist om de noot A te laten klinken een (A + grote sext =) Fis spelen.

Intervallen.

Het menselijk oor is niet zo goed in staat om de exacte toonhoogte van een toon te kunnen bepalen. Sommige mensen die dit wel kunnen heten een "absoluut gehoor" te hebben.
Het menselijk oor kan wel altijd de onderlinge verschillen tussen twee of meer tonen horen. Dit gegeven is de basis waarop muziek gemaakt wordt, dus wordt er in de theorie ook speciale aandacht aan besteed.

Het verschil in toonhoogte (klank) tussen twee tonen heet een "Interval". Sommige intervallen klinken mooi samen, zijn "Consonant" of klinken juist helemaal niet mooi samen en zijn "Dissonant".
De namen van de verschillende intervallen zijn gebaseerd op de onderlinge toonafstand tussen twee tonen. De kleinste toonafstand, een halve toon, is een kleine secunde, de grootste is het Octaaf. De interval-namen zijn afgeleid van de "positie" waarin de toon zich op een toonladder, gerekend vanaf de grondtoon bevindt, volgens de volgende tabel:

ToonDoReMiFa SoLaSiDo
Trap1-e2-e3-e4-e 5-e6-e7-e8-ste
IntervalPrimeSecundeTertsKwart KwintSextSeptiemOctaaf

Hier bij kunnen alleen de Prime, Octaaf, Kwart en Kwint Rein (= zuiver) zijn.
Secunde, Terts, Sext en Septiem zijn "Groot" of "Klein".

Er bestaan ook "verminderde" en "overmatige" intervallen. Hier spreek je van als resp. de hoogste toon van een interval met een halve toon verlaagd(verminderd), of verhoogd(overmatig) wordt. De naam van de toon blijft hier bij wel gelijk ! Dus A wordt Ais en niet Bes bij verhogen en B wordt Bes en niet Ais bij verlagen.
Ais en Bes zijn een voorbeeld van twee noten die anders heten, maar eigenlijk hetzelfde klinken. In deze gevallen noemen wij dit Enharmonisch gelijke noten.

Alle intervallen op een rijtje.
(reine) PrimeC -- C
Overmatig PrimeC -- Cis
Verminderd SecundeC Deses
Kleine SecundeC -- Des
Grote SecundeC -- D
Overmatig SecundeC -- Dis
Verminderd TertsC -- Eses
Kleine TertsC -- Es
Grote TertsC -- E
Overmatig TertsC -- Eis
Verminderd KwartC -- Fes
(rein) KwartC -- F
Overmatig KwartC -- Fis
Verminderd KwintC -- Ges
(rein) KwintC -- G
Overmatig KwintC -- Gis
Verminderd SextC -- Ases
Kleine SextC -- As
Grote SextC -- A
Overmatig SextC -- Ais
Verminderd SeptiemC -- Beses
Klein SeptiemC -- Bes
Groot SeptiemC -- B
Overmatig SeptiemC -- Bis
(rein) OctaafC -- C"

Omkeringen

Elk interval kan je ook omkeren. bijvoorbeeld :
van toon C naar E is een grote Terts.
Van toon E naar C is een kleine Sext.

<
Omkeringen.
IntervalPrimeSecundeTertsKwartKwint SextSeptiemOctaaf
OmkeringOctaafSeptiemSextKwintKwart TertsSecundePrime

Als het interval Groot is, is de omkering er van een Klein interval.
Als het interval Verminderd is, is de omkering er van een Overmatig interval.

De stapeling van een interval en zijn omkering vormen samen weer een Octaaf.

In de volgende tabel zie je een overzicht van de diverse intervallen in een Majeur of Mineur toonladder.

Majeur toonladderChromatischInterval met grondtoonChromatischMineur toonladder Opmerking
C(reine)PrimeAZelfde toon.
de Grondtoon
CisOvermatig PrimeKleine SecundeBesHalve toon hoger
DGrote SecundeBHele toon hoger
EsKleine TertsCKleine secunde + Grote secunde
EGrote TertsCisGrote secunde + Grote secunde
F(rein)KwartDKleine secunde + Grote terts of
Grote secunde + Kleine terts
FisOvermatig KwartVerminderd KwintEsGrote secunde + Grote terts
"Tritonus"
G(rein)KwintEKleine terts + Grote terts of
Grote terts + Kleine Terts
GisOvermatig KwintKleine SextFGrote terts + Grote terts
AGrote SextFisKwint + Grote secunde
BesKlein SeptiemG Kwint + Kleine terts
BGroot SeptiemGis Kwint + Grote terts
C(rein)OctaafAKwint + Kwart
Zelfde noot als grondtoon, maar met dubbele frequentie.

Merk op dat de derde noot(E) bij de Majeur toonladder een Grote terts is, en de derde noot(C) van de mineur toonladder een Kleine terts is.
Merk op dat dit ook opgaat voor de Sext en het Septiem.
Majeur toonladders worden hier om dan ook wel "Grote terts" en Mineur toonladders "Kleine tersts" genoemd.

Samenklank en Accoorden

In het vorige hoofdstuk hebben we het uitgebreid gehad over intervallen, de toonsprong (verschil) tussen twee tonen.
Als we nu twee (of meer) verschillende tonen tegelijk spelen ontstaat er uit deze tonen een samenklank. Dit wil zeggen dat we eigenlijk een enkele toon horen die is samengesteld uit de tonen die tegelijk gespeeld worden.
Het tegelijk spelen van meerdere tonen kan in een orkest gedaan worden door verschillende instrumenten op hetzelfde moment een andere toon te laten spelen, maar kan ook op een klavierinstrument als bijvoorbeeld een piano door het tegelijkertijd aanslaan van meerdere toetsen of op een gitaar door meerdere snaren tegelijk aan te slaan.

Een specifieke vorm van samenklank is het Accoord. Er zijn heel veel soorten accoorden zoals Majeur, Mineur, Septiem etc. Een komplete opsomming is te veel is om hier allemaal te noemen. Om duidelijk te maken wat een accoord is zal ik dit uitleggen aan de hand van de meest simpele vorm van een accoord de Drieklank.
Een accoord wordt altijd genoemd naar de grondtoon van het accoord. Dus voor het C accoord geldt dat de grondtoon de C is. Vervolgens kan het accoord gevormt worden door naast de grondtoon (C) ook de toon met de toonafstand Terts en Kwint te spelen. Dus het C accoord speel je door de C, E en G tegelijk te spelen. Een F-accoord zou dus met de tonen F, A en C gespeeld worden.
De drie noten die het accoord vormen kunnen ook in een andere volgorde gespeeld worden. Dit zijn dan omkeringen van het accoord, maar blijven het karakter van het originele accoord houden.
Als de tweede toon geen grote-terts toonafstand heeft, maar een kleine-terts is, spreken we van een Mineur-accoord zoals bijvoorbeeld Amin, met de tonen A(grondtoon), C(kleine terts) en E(kwint)

Noten schrift.

Zoals wij letters en woorden gebruiken om tekst te kunnen schrijven en zodoende hele verhalen en boeken kunnen maken, is er voor het opschrijven van muziekstukken een muziekschrift ontworpen.
Hier bij een korte uitleg van het notenschrift.

Notenbalk.

Muzieknoten worden genoteerd in een notenbalk. Een notenbalk bestaat uit vijf boven elkaar liggende horizontale lijnen.

Sleutels.

Aan het begin van iedere muziekregel (notenbalk) staat een muzieksleutel. Dit is een symbool dat aangeeft waar de noten op de notenbalk genoteerd staan. In de westerse muziek kennen we twee sleutels:

Noten.

Op de notenbalk worden de (muziek)noten genoteerd. Een noot op de notenbalk geeft aan dat er op deze plaats in het muziekstuk een muziektoon gespeeld moet worden. De hoogte van de noot wordt bepaald door op of tussen welk(e) lijn(en) de noot op de notenbalk genoteerd staat. De (relatieve)duur van hoe lang deze noot moet klinken wordt bepaald door de notenwaarde van de noot i.c.m. de maatsoort van het muziekstuk.
Bij noten die onder of boven de notenbalk genoteerd moeten worden wordt gebruik gemaakt van "hulplijntjes".
Intermezzo:
Ervaren musici herkennen de noten op de notenbalk direct, en kunnen ook gelijk de greep er voor spelen. Het is ondoenlijk om tijdens het spelen, vanaf bladmuziek, telkens vanuit de noot "G" de toonhoogte te moeten herleiden. Hiervoor zijn er een aantal "ezelsbruggetjes" om je snel op de notenbalk te kunnen oriënteren.
  • Het kringetje van de G-sleutel geeft aan waar de toon "G" op de balk staat.
  • De noten die tussen de lijnen op de notenbalk staan vormen samen het engelse woord "FACE".
  • De noot "B" verdeeld zich mooi symmetrisch over de notenbalk.
    • De middelste "B" staat precies OP het middelste lijntje van de notenbalk.
    • De Hoge "B" staat boven het eerste hulplijntje boven de notenbalk.
    • De Lage "B" staat onder het eerste hulplijntje onder de notenbalk.
Piano (en andere klavierinstrument)muziek wordt geschreven met twee notenbalken.
  • De onderste balk heeft een F-sleutel en is voor de (lage) noten die met de linkerhand gespeeld worden.
  • De bovenste balk heeft een G-sleutel en is voor de (hogere) noten die met de rechterhand gespeeld worden.
  • De noten lopen gelijkmatig door van de onderste naar de bovenste balk waarbij tussen de twee balken de middelste noot "C" staat.

Voortekens.

Aan het begin van een muziekregel kunnen naast de Sleutel ook een aantal voortekens staan. Dit geeft aan dat in het Hele ! muziekstuk de noten waarvoor er een verhogings (kruis) of verlagings (mol) teken staat overeenkomstig verhoogd of verlaagd gespeeld dienen te worden.
Doordat er een vaste relatie is, tussen het aantal verhoging/verlagingen en de namen van de noten die het betreft (de Toonsoort), hoeft een muzikant niet te lezen op welk streepje het teken precies staat. Hij weet bijvoorbeeld dat bij drie kruizen (toonsoort "A"), aan de balk, dit altijd de Fis, Cis en Gis zullen zijn.

Toevallige voortekens

Naast voortekens voor aan de balk van een muziekstuk kunnen er ook Toevallige (incidentele) voortekens in het muziekstuk zelf geplaatst worden. De verhoging of verlaging van een noot geldt in het muziekstuk gedurende de hele maat waar het teken in is opgenomen.
Naast de Mol (verlaging) en het Kruis (verhoging) is er ook een Herstel-teken dat voorgaande Kruizen of Mollen opheft.

Maten.

Een muziekstuk wordt opgedeeld in muziek maten. Je kunt de maten zien als de "woorden" in het muziekschrift.
Een maat bevat in het hele muziekstuk een gelijk aantal tellen, zoals aangegeven in de maatsoort.

Maatsoort.

Aan het begin van een muziekstuk staat naast de Sleutel en de voortekens ook de maatsoort waar het muziekstuk in is geschreven.
De maatsoort is genoteerd als twee getallen onder elkaar (een breuk). Hierbij geeft het bovenste getal aan hoeveel "noten" er in elke "maat" staan. Het onderste getal geeft aan van welke Notenwaarde dit aantal is.(welke notenwaarde staat voor een tel)
Voorbeeld : maatsoort 4/4 geeft aan : Vier kwartnoten in een maat. De kwartnoot krijgt één tel.
Veel voorkomende maatsoorten zijn :
  • 4/4 Vierkwartsmaat, veel pop en jazz muziek.
  • 3/4 Driekwartsmaat, Wals- en Polka muziek.
  • 2/2 Mars-muziek.
  • 6/8 Een soort dubbele driekwartsmaat.

Vaak krijgt, bij het spelen, de eerste noot van elke maat een licht accent.
Bijvoorbeeld: In driekwartsmaat tel je, in je hoofd, "Een, twee, drie. Een, twee, drie. etc.

Notenwaarde.

De Noten zijn de rondjes op de notenbalk die aangeven dat er op dat moment een toon van de hoogte van die noot gespeeld dient te worden. Noten hebben een bepaalde notenwaarde dat de relatieve duur van de noot aangeeft:
  • Hele noot
    Een open rondje zonder stokje.
  • Halve noot
    Een open rondje met een stokje. De noot duurt de helft van de hele noot.
  • Kwart noot
    Een dicht rondje met een stokje. De noot duurt de helft van de halve noot.
  • Achtste noot
    Een dicht rondje met een stokje waar een vlaggetje aan vast zit. De noot duurt de helft van een kwart noot.
  • Zestiende noot
    Een dicht rondje met een stokje waar twee vlaggetjes aan vast zitten. De noot duurt de helft van een achtste noot.

Rusten

Naast noten die aangeven dat er een toon gespeeld moet worden bestaan er ook Rusten die aangeven dat er op deze plek in de muziek juist GEEN noot moet klinken.
Rusten hebben net als Noten ook een bepaalde waarde die de relatieve lengte van de rust aangeven.

Reine stemming.

Gelijkzwevende stemming.